dinsdag 9 september 2014

Franse dichters die ik had willen vertalen (1) - Alain Delmotte

Jacques Réda – La sauvette


Enige tijd geleden stond er op dit blog een tekst te lezen over de Franse dichter Serge Pey. Een lezer vroeg mij waarom ik niet vaker over dergelijke onbekende dichters schreef en waarom ik die dichters dan ook niet eens zou vertalen.

Laat me eerst die tweede vraag beantwoorden. Ik heb ooit geprobeerd om Franse dichters te vertalen. Ondermeer: Jacques Izoard, Paul Valet, Michel Seuphor, Jean-Claude Pirotte. Evenwel was ik nooit echt tevreden over de resultaten van deze vertalingen. En er was de vaststelling dat ik weinig plezier aan het vertalen beleefde. Ik gooide de handdoek in de ring. Vertalen is precisiewerk waarvoor ik niet de nodige wilskracht beschikbaar had. Met bewondering respecteer ik de weinige vertalers van Franse poëzie o.m. Jan H. Mysjkin, Bart Vonck, Katelijne De Vuyst.

Op de eerste vraag kan ik enkel antwoorden dat Serge Pey helemaal geen onbekend dichter is. Hij is te zien en te horen op allerlei internationale poëziefestivals. Maar ik begrijp wel waar het schoentje nijpt.

Over de Franse poëzie weet men in ons taalgebied quasi niets meer. ‘Men’: de al beperkte groep modale poëzielezers. Daar zijn vele oorzaken voor. In eerste instantie waarschijnlijk omdat in Vlaanderen – zoals dat in Nederland al langer het geval is - het Engels als tweede taal onderwezen wordt en zo goed als absoluut is verklaard. Het Frans werd verdrongen. Daar zijn sociaal-economische en zelfs politieke redenen voor te bedenken: enkel de Fransen geloven nog dat zij één van de belangrijkste grootmachten zijn. En het argument dat het Frans één van onze landstalen is, roept bij Vlamingen een steeds grotere onverschilligheid op.

Allerlei omstandigheden hebben er voor gezorgd dat ik van kindsbeen af de liefde voor de Franse taal en de Franse cultuur heb meegekregen. En dankzij een zeer begeesterende leerkracht aan een conservatorium: de liefde voor de Franse poëzie.

Er zijn m.i. nog redenen waarom Franse dichters hier zo weinig bekend of vertaald zijn. In eerste instantie ligt dat aan de Fransen zelf: die doen erg weinig om hun dichters te propageren. In de Franse media wordt er met geen woord over dichters gerept, of ze moeten al honderd jaar dood zijn. Je kunt hierbij de opmerking maken dat dit in ons taalgebied ook het geval begint te worden. Dat is waar maar in Frankrijk is dat proces al decennia lang aan de gang. Verhoudingsgewijs kan je stellen, zij het met sarcasme, dat de Nederlandstalige kranten een grotere interesse in het bespreken van dichtbundels vertonen dan de Franse kranten: het is het verschil tussen niets en erg weinig. Wat er dan wel in de literaire bijlage van de Franse kranten wordt besproken: essayistiek en romans. Frankrijk beschouwt zich als het land van de roman. Poëzie valt – misschien zelfs met enige geringschatting – totaal uit de mediaboot.

En verder heb ik de indruk dat er zoiets als een soort aversie bestaat ten aanzien van de Franse literatuur in het algemeen en de Franse poëzie in het bijzonder. Ik hoor het wel eens: ze zou te intellectualistisch zijn en dat schrikt af. Ik heb daar uiteraard mijn bedenkingen bij: het is zo een grote veralgemening dat het me niet meer dan een vooroordeel lijkt. Zou het kunnen dat het beeld dat we hebben van de Franse literatuur werd verdoezeld door het postmoderne discours van de voorbije decennia? Niet dat ik iets tegen dat discours zou hebben, wel tegen het beeld dat het opwekt: dat de Franse literatuur (en poëzie) helemaal gedomineerd zou zijn door het gedachtengoed van Lyotard, Derrida, Lacan, het tijdschrift Tel Quel etc. Ik kan u verzekeren dat de Franse literatuur een breder spectrum heeft aan te bieden dan louter het zogenaamde (post)modernistische kader. Ik ken dichters die uit heel andere bronnen putten. Het is waar dat Franstalige auteurs en dichters vlugger de neiging vertonen om theorieën rond de eigen geschriften of die van andere uit te bouwen. Ik heb daar niets op tegen, eigenlijk. Ik vind het best wel interessant. Ik vind zelfs dat Nederlandstalige dichters dat te weinig aandurven. Of zouden ze toch? Missen ze de kanalen waar ze dat soort reflexieve werk kwijt kunnen?

De taal die Franse dichters in hun reflexieve werk hanteren is vaak redundant en maakt vaak gebruik van een jargon dat eerder academisch aan doet. Iets waar men in het Nederlandstalige gebied nogal over struikelt. Poëzierecensenten lijken zich hier meer te oriënteren op het angelsaksische model: ze nemen een nuchtere, overzichtelijkere toon aan. Maar ook hier weer moeten we op onze hoede zijn voor een veralgemening.

Er zijn echter ook Franse auteurs die er best wel in slagen om op een transparante manier over als moeilijk bekend staande dichters als René Char, Francis Ponge, Yves Bonnefoy en André Du Bouchet (om maar die te noemen) te schrijven.

Toegegeven: dit zijn persoonlijke gissingen en indrukken. Misschien ligt het eenvoudiger, geldt gewoon het principe: onbekend maakt onbemind. Daarom dat ik naar aanleiding van de vraag van die lezer, besloten heb om op dit blog een reeks op te starten waar ik het op onregelmatige basis zal hebben over Franse dichters. Dichters die mijn voorkeur hebben. Wat ik mezelf daarbij opleg: dat ik zo transparant en open mogelijk over die dichters zal proberen te schrijven. Natuurlijk kan dat moeilijk zonder te citeren, maar bij elk citaat zal ik voor een vrije vertaling zorgen – mits het besef dat het inderdaad dan om een vrije vertaling zal gaan.

Een van die schrijvers die best wel op een heldere manier en los van een al te filosofisch jargon over poëzie weet te schrijven is Jacques Réda. Zijn boekje ‘La sauvette’ zal een beetje als model fungeren voor wat ik in de komende teksten zal betrachten.

Jacques Réda (1929) heeft een lange literaire carrière achter de rug. Quasi legendarisch is zijn redacteurschap van het tijdschrift NRF (1987/1995). Hij heeft een lange, moeilijk bij te houden reeks publicaties op zijn naam staan.
In de eerste plaats is hij een dichter en de poëzie drong tot in zijn proza door. Spreken zijn verzen me minder aan, zijn proza vind ik ronduit heerlijk. Precies omwille van de poëzie die ik erin meen te onderkennen. Zijn mooiste boeken vind ik deze waarin hij het over zijn dwaaltochten in Parijs heeft. Te voet, met zijn brommertje, met de metro of met de bus. In het prachtige ‘Les Ruines de Paris’ (‘Parijse ruïnes’, voor mij zijn beste boek) beschrijft hij braakliggende (fabrieks)terreinen, lege panden, vergeten straten, ongebruikte entrepôts e.d. middenin Parijs. Er gebeurt weinig in deze teksten. Het zijn de details waarvoor hij oog heeft en de wijze waarop hij die dingen beschrijft die deze teksten fascinerend en ja, zelfs spannend maken.

Er valt over Réda veel te vertellen. Maar hier wil ik me beperken tot één van zijn boeken, dat zelfs iets heeft van een gelegenheidspublicatie. In ‘La sauvette’ verzamelde Réda teksten die in de loop der jaren in kranten en tijdschriften waren verschenen. In vogelvlucht (d.w.z. in niet meer dan twee bladzijden) staan hier teksten over Franse dichters uit de negentiende en twintigste eeuw te lezen (49 in totaal). Weliswaar allemaal auteurs (op een paar uitzonderingen na) die tot de canon behoren – maar die hij op een aanstekelijke manier weet op te frissen. De algemene teneur van zijn benadering is doortastend subjectief. Hij doet dit niet kritiekloos al houdt Réda het bij een positief verhaal. Hij velt geen oordelen en als hij het dan toch eens doet, nuanceert hij meteen (zoals dit bijvoorbeeld het geval is bij het werk van André Breton dat hem helemaal niet ligt). Na elk artikel heb je echt wel zin om de te besproken auteurs te herlezen. Uiteraard kan je in twee bladzijden niet volledig zijn. Maar moet dat per se? De bedoeling moet vooral zijn dat die teksten nieuwsgierig maken naar het werk van de besproken dichter.

La sauvette’. De titel is onvertaalbaar. ‘Sauvette’ komt enkel in de uitdrukking ‘à la sauvette’ voor. Wat meerdere betekenissen heeft: iets in het zwart verkopen, iets wat je heimelijk moet doen, iets inderhaast, iets tussendoor doen. Persoonlijk zou ik gaan voor de derde betekenis: ‘la sauvette’ zou ik als ‘Inderhaast’ vertalen. De teksten hebben een licht improviserend, pretentieloos karakter. Réda scheert over het werk van de besproken dichter heen. Op identiek dezelfde wijze als waarop hij met zijn brommertje in Parijs rondpruttelt. Op zoek naar vergeten en verloren hoekjes en kantjes. Of zaken die hem nog niet eerder opvielen, al kwam hij er al tientallen keren voorbij, al las hij het werk van de dichter al verschillende keren. De teksten in ‘La sauvette’ zijn heerlijk bescheiden reisverslagjes uit de binnenlanden van het gedicht.

Welke dichters ik zal bespreken, weet ik niet. Ik heb geen plan. Maar al lang had ik eens iets willen schrijven over dichters als Georges Louis Godeau (die wordt hoe dan ook de eerste in rij), Gaspard Hons, Maurice Blanchard, Jean Follain, Jean-Michel Maulpoix… Veel laat ik aan het toeval over. Ik hoop alleen dat de komende teksten zowel informatief als aanstekelijk zullen zijn.

©Alain Delmotte


Geen opmerkingen: