zaterdag 13 december 2014

Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon (2)

Inleiding van Alain Delmotte bij de tentoonstelling van Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke.

Wat is belangrijk wanneer u deze concrete en visuele poëziedenkwereld binnenstapt? Dat bij concrete poëzie de letters een andere functie hebben dan bij de schrijftaal: het is beeldend materiaal geworden. Visuele poëzie verbreedt dit materiaal met een ‘context’, die meer dan eens als een context van sociaal-maatschappelijke en/of (maatschappij-)kritische aard blijkt uit te vallen.

Zoals ik het hier omschrijf lijkt het vrij simpel, klinkt het alsof concrete poëzie per definitie naar visuele poëzie kan uitwaaieren. Niets is minder waar; het is wezenlijk veel problematischer. Hoe problematisch, hoe complex het kan uitvallen, lezen we in ‘Vorm & visie’.

Het boek, zoals gezegd, biedt een zorgvuldig historisch overzicht. Het werkveld is dat van de avant-garde in de lage landen. De avant-garde van tussen de twee oorlogen en de neo-avant-garde uit de jaren zestig en zeventig. Tijdschriften uit die periodes worden minutieus doorbladerd, het oeuvre van een aantal dichters wordt doorgelicht.

Wie wil kan er veel in ontdekken: een onvermoede poëtische wereld openbaart zich. Ik signaleer wat mij trof. Vooreerst de grote rol die Paul de Vree (1909/1982) voor de concrete-visuele en auditieve-visuele poëzie in ons taalgebied heeft betekend. De Vree is thans wat vergeten. Maar dankzij dat boek misschien wel gerehabiliteerd? Bij leven kon de Vree rekenen op internationale faam. En het is misschien dankzij die faam dat Hugo Brems hem moeilijk kon negeren en wel tweeënhalve bladzijden aan deze beweging moest spenderen.

Overigens is concrete en visuele poëzie een internationale beweging bij uitstek. Naar analogie van bijvoorbeeld surrealisme en situationisme. Een bijzondere plaats binnen de ontwikkeling (die van start gaat met Mallarmé) is het dadaïsme die tegelijkertijd afbreekt maar ook opbouwt. Volgens Renaat in constructivistische richting.

Volledig nieuw terrein was voor mij de Italiaanse poésia visiva met als centrale figuur de door Renaat Ramon hoog gewaardeerde dichter Sarenco. Wat mij verblufte was het grote sociale engagement waarvan dit werk getuigt. De poésia visiva is zelfs ronduit op een links ideologische leest geschoeid: het brengt mei 68 in beeld. Engagement vinden we in het concreet/visueel werk van Ramon op momenten in het vroegere werk terug – nooit weliswaar vanuit een zelfde radicaal links-ideologische hoek als deze van de poésia visiva.

En Paul Van Ostayen? Welke plaats krijgen ‘Bezette Stad’ en ‘Feesten van Angst en pijn’ in dit overzicht. Wel deze verzamelingen worden niet genegeerd maar door puristen ook niet helemaal tot de concrete en visuele poëzie gerekend. Ritmische typografie – zoals dat door Van Ostayen werd beoefend - wordt eerder (want nuanceringen moeten gemaakt worden) als een apart genre beschouwd. Ook de kalligrafische poëzie, de handgeschreven poëzie komt niet aan bod. De beroemde ‘Calligrames’ van Apollinaire worden door diezelfde puristen meer als figuratieve poëzie dan wel als concreet-visueel beschouwd. Wat Renaat Ramon niet belet hem hier als voorganger te citeren.
Ik weet dat de kans bestaat dat wie voor het eerst met concreet en/of visueel werk wordt geconfronteerd, zich enigszins ongemakkelijk zal voelen en zal kampen met de vraag of dit nu nog eigenlijk poëzie en/of literatuur is? Het is net die weerspannigheid die voor mij de concreet/visuele poëzie boeiend maakt.

Het genre roept weerstand op, om niet te zeggen vijandigheid. Ik geef twee voorbeelden. Literatuurwetenschapper Thomas Vaessens, die niet over concreet-visuele poëzie spreekt maar over ‘picturale poëzie’ (een term die ik niet terugvond in het boek) stelt dat dit soort werk ‘evengoed beeldende kunst kan worden genoemd. Het kijken wint het hier van het lezen: er is geen zinsverband en er zijn geen versregels.’ Aan zo’n uitspraak hebben we een flinke polemische kluif. Kijken, bijvoorbeeld. Kan men lezen zonder te kijken? En is alle ‘kijken’ niet een soort lezen. Worden schilderwerken niet gelezen? En het kijken zelf? Zou er zoiets als een totaal geobjectiveerd, absoluut kijken bestaan? Is kijken niet vaak een geconditioneerd kijken? Men gaat er vanuit dat men eerst kijkt en dan pas interpreteert. Maar meestal gebeurt het omgekeerde: de interpretatie is er al voor het kijken. Het vooroordeel is er eerst, niet de oogopslag. Het lijkt wel of Vaessens nog nooit over de fenomenologie heeft gehoord. Dat er bij Vaessens vooroordelen mee gemoeid zijn bewijst het feit dat hij poëzie met zinsverband (dwz volgens geldende grammaticale regels) en versregels vereenzelvigt. Hiermee sluit hij uit: zowel woord- en lettergreepgedichten als prozagedichten. Thomas Vaessens heeft verdiensten. Maar hier verspreekt en vergist hij zich schromelijk.

Een andere tegenstander van dit soort werk citeert Renaat Ramon in zijn boek. Met name Hedwig Speliers: die vindt dat concrete/visuele poëzie het lyrische, beeldende gedicht ontkracht. Ramon ontkracht deze stelling op zijn beurt op zijn typische laconieke manier: ‘Speliers besefte blijkbaar niet dat het in de visuele poëzie niet gaat om beeldspraak maar om beeldtaal waarop de schakeling poëzie = lyriek = beeldspraak niet van toepassing is.’ Met andere woorden, Speliers is iemand die een heel specifieke onder meer op het structuralisme geïnspireerde mening heeft over poëzie? Elke poëzie die volgens hem van die mening afwijkt, betekent eigenlijk een verpaupering, een verpaupering waartegen dan een kruistocht moet georganiseerd worden. Speliers sluit uit: zijn poëtisch standpunt wordt maatstaf, wie hier van afwijkt wordt schoolfrikkerig op zijn plaats gezet. Een voor mij te autoritaire, te sectaire handelswijze. Waarmee ik het belang van het werk van Hedwig Speliers niet van mij afschuif.

Laat mij nu de poëticale visie van dit soort kritiek even op een constructivistische manier uitbeelden. Wel het is simpel: we komen niet op een geometrische figuur uit maar op een punt. Niet meer dan een punt. Dat punt is een standpunt. Dat standpunt is een maatstaf. En de maatstaf is een model. En dat model wordt de norm. Punt uit. Geen driehoek, geen halve cirkel.

Daartegenover staat een veel geëmancipeerdere en opener uitspraak van Paul de Vree. Renaat Ramon haalt die aan in zijn boek: ‘Er is niet de poëzie, er zijn poëzieën.’ Dat brengt me een veel latere en door mij vaak gebruikte uitspraak van Jacques Roubaud in herinnering: ‘il n’y a plus de poésie, il y des poésies’.

Poëtica zie ik niet als maatstaf maar als mogelijkheid binnen zoveel meer en andere mogelijkheden. Wat eigen voorkeuren uiteraard niet hoeft te verbieden. Van literaire kritiek verwacht ik empathie, nieuwsgierigheid, een zucht naar en een zin voor exploratie. Zoals ik dat in het boek van Renaat meen te herkennen. Hij bespaart ons van apodictische oordelen, heiligverklaringen en evenveel doodsvonnissen.

Waarover gaat het eigenlijk hier in de kern? Over vooroordelen. Over percepties. Het gaat over het maken van categorieën en genres en hoezeer we daar onbewust zijn door beïnvloed. ‘Les genres littéraires sont des ennemis qui ne vous ratent pas, si vous les avez ratés au premier coup.’ Dixit Henri Michaux. Het gegeven poëzie impliceert een breder spectrum dan de schema’s die we werden aangeleerd (die dus van de gecanoniseerde literaire geschiedenis). Dat meer is dan een driehoek in een cirkel.

Een van die vooroordelen is het feit dat poëzie vaak verward wordt met sentiment. Maar poëzie kan evengoed reflectie zijn. Het ene hoeft overigens het andere niet weg te dringen. En hiermee zijn we bij het werk van Renaat Ramon aangekomen. Zijn werk in zijn geheel. Reflectie is er een kenmerk van. De logos. Een woord dat we hier voor een keer in al zijn lexicale meerduidigheid moeten interpreteren. Logos, wat we uit een gedicht van hem weten, is zijn strategie tegen verval en dood. Zijn verweer, zijn egelstelling. Afgemeten, stoïcijns, doordacht. Logos als levenskracht, als levenswil. En waarom niet: logos als levensvoorwaarde.

De titel van deze tentoonstelling verwijst expliciet naar dat reflectieve karakter van zijn werk. Denkbeelden. Denk schuine streep beelden. Het beeld als denken, het denken als beeld. Meer beeld dan denkbeeld? Wijst de schuine streep een breukvlak aan? Een onvermogen om beeld en gedachte met elkaar in symbiose te laten gaan ?

Concrete en visuele poëzie hebben meer met kritische reflectie te maken dan wel met het uitdrukken van gemoedsstemmingen. Met Renaat komt er een factor bij: het ludieke, de satire, de ironie, de zelfspot. Een ironie die relativeert, want ze welt uit een in hem aangeboren bron van scepsis. Daarom is zijn werk niet vrijblijvend : ethische en (zelf)kritische bewogenheid typeert haar in hoge mate. Niet voor niets bestaat zijn visueel zelfportret uit een uitroepteken tussen enkelvoudige aanhalingstekens. Die aanhalingstekens maken de ironie uit.

Hoe dan ook, sentiment of kritische reflectie, het is niet de meest fundamentele uitdaging. De inzet is steeds weer hoe subtiel, hoe gelaagd, iemand iets vorm wil geven. De gevoeligheid waarmee iemand iets vorm geeft. Met sentiment heeft het niet meteen te maken. Des te meer met sensibiliteit.

De concreet/visuele poëzie stierf een stille dood. Protest dijde uit, het conventionele, het conforme namen hun vertrouwde positie terug in. De concrete visueel poëzie doofde als beweging uit. Evenwel niet als gegeven, niet als mogelijkheid. In het laatste hoofdstuk van zijn boek bespreekt Renaat enkele hedendaagse dichters die concrete/visuele in hun werk hebben geïntegreerd of erop verder bouwen. De poëtica’s van de huidige generatie is breder, meer eclectisch ingesteld dan de voorgaande.

Neem nu bijvoorbeeld Rozalie Hirs. Zij noemt zichzelf een componiste. Zij beoefent de klankpoëzie. Zij geeft dichtbundels uit die men als reguliere poëzie (woordwerk) kan omschrijven. In enkele van haar bundels merken we ritmische typografie op. We horen van haar auditieve poëzie en lezen hier en daar concrete poëzie. De nieuwste generatie kijkt helemaal anders naar genres, subgenres, grenzen en taalgrenzen aan. Een driehoek in een halve cirkel. Renaat Ramon is in zekere zin van die generatie een miskende voorloper. Ramon heeft ongewild school gemaakt.















Renaat Ramon en Jan Van Herreweghe















vlnr Renaat Ramon-Alain Delmotte-Patrick Lateur tijdens de vernissage.


Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 1
Poging tot een constructivistisch portret van de dichter Renaat Ramon - deel 2

De tentoonstelling in de Bib van Harelbeke loopt nog tot 31/12/2014.

Meer info:
Tentoonstelling Renaat Ramon in de Bib van Harelbeke
Thuissite Bib Harelbeke
Thuissite Renaat Ramon
Vorm & Visie bij Digther


Geen opmerkingen: