donderdag 23 april 2015

Langs Steen en Pigment - Over "Cathedra" van Albert Hagenaars


Recensie Erick Kila




Noord Brabant, Vlaanderen, Frankrijk: de Middeleeuwers beitelden er hun geloof in steen.
Kerken en kloosters bedienden zich niet alleen van taal om de devotie er in te stampen. Misschien belangrijker nog dan het woord was het beeld (sculpturen, schilderingen, architectuur). Torens, kruizen, demonen en engelen wezen zonder ophouden de mens de enig ware weg. De clerus had het goed voor elkaar. De katholieke massa was kneedbaar en volgzaam.

Cathedra heet de begin dit jaar verschenen poëziebundel van Albert Hagenaars (Bergen op Zoom, 1955). De titel verwijst naar de zetel van de bisschop, en dat in ruime zin opgevat.

In zeven gedichten plus proloog en epiloog wordt de lezer naar die plekken onder de Moerdijk gevoerd waar het geloof als het ware zetelt. Deze ‘zetels’ van devotie worden door Hagenaars beschreven op een bijna klassieke manier. Bijna, want het gebedenboek van de dichter mengt de gewaarwording van traditie en godsvrucht onnadrukkelijk met relativering.

Hagenaars plaatst zijn persoonlijke religieuze besef binnen de kaders die godshuizen hem aanreiken. De magie van crypten en schilderingen krijgt gestalte in fraaie taalbeelden, maar wordt tegelijk voorzien van kanttekeningen. Zonder sarcasme of hoon trouwens. De dichter neemt de Middeleeuwer serieus en weegt wat er uiteindelijk voor het onvoorwaardelijke geloof van destijds in de plaats kwam.


De zerken van Sint-Denijs


Sugers immer nieuwe licht valt op
baldakijns en zerken, wezenloze gezichten
van koningen. Hun graven ondergaan

een leegte groter dan die van het leven.

Lager, in de crypte, verzuren nu
hun bijeengegaarde resten, verzegeld
voor de virussen van een geloof

dat dreigender is, doordringender

dan dat van de zeloot uit Genève,
de argumenten van de Verlichting
of de keffende godin van de Revolutie:

ons peilen in DNA, in nano’s en heelal.

Dit glanzend marmer, slijtend in staren,
geeft in hoe wij zelf konden schijnen,
in een gloed die dag noch nacht kent

want liefde is diep, dieper dan steen dicht.



Soms gaat het er onverwacht unheimisch aan toe, zoals in het gedicht over de triptiek van Gent.


(…)

Nu toont het de trillende vinger
van de profeet die het raadsel
verraadt van de straling uit het hart

van deze wachtende stad bij nacht:

het met krijtpoeder, lijm en pigmentolie
bestreken evenbeeld, hemels blatend
om meer dan een tijdelijke dood

onder het bespatte gewelf.


In dit sterke fragment haalt de dichter het Lam Gods behendig uit zijn kunsthistorische comfort zone. Het geloof van toen had immers een achtergrondruis van huiver.

Het meest treffend in Cathedra is wel de zoekende, langs steen en pigment strijkende, toon. Hagenaars tast naar wat de Middeleeuwse gelovige vooral als belofte werd voorgehouden: de ervaring van zuivere liefde. Waar de prevelementen van de kerk de liefde doen verstarren in gebeeldhouwde taal, slaagt de dichter er goed in om zelfs de aandacht van een vurige heiden te pakken.

Cathedra, Albert Hagenaars, uitgeverij Wel, Bergen op Zoom 2015, ISBN 90-6230-099-5







Geen opmerkingen: