vrijdag 30 december 2016

Blindganger - Hugo Verstraeten

(fragment uit een roman in wording)

Met de aankoop van de containers vreemd loensende kerstmannen nam Felice Dampierre een naar zijn zeggen berekend financieel risico. Felice zag het als een opportuniteit, alhoewel de markt van kerstmannen aan het instorten was. De vraag naar kerstmannen liep gestaag terug. Er was niets meer aan om zo’n als kerstman vermomde pop tegen je muur te laten klimmen. De afgelopen jaren zag men hen wel meer tegen gevels bengelen. Wanneer het er echter op aankwam je van je gebuur te onderscheiden was de aankoop van zo’ n kerstman geen goed idee. Tegen muren klimmende kerstmannen waren passé. ‘Made in Taiwan’, stond op de dozen. In elk geleverd pakket zaten de onderdelen voor tien kerstmannen. Armen, benen, koppen waarop een idiote lach was geschilderd, kleren, een buikmicrofoontje dat bij druk of bruuske bewegingen ‘Hoho’ de wereld instuurde. Het duurde wel een poos voor Dampierre er één met de juiste armen en benen had samengelegd die bovendien ‘Hoho!’ kon zeggen.

Het liep tegen november en de herfst trok een spoor van goud en koper door de hagen. In de warenhuizen probeerde de eerste kerstverlichting een nieuwe trend te zetten. Nog een korte tijd en de eerste kerstmarkten kwamen er aan. Ze kwamen elk jaar wel vroeger. Wie niet een jaar vooraf een kerststand reserveerde was er aan voor de moeite. Ze werden almaar duurder, deze aan kerststallen refererende onderdakjes.

Tot het zo ver kwam was Felice druk met de montage van kerstmannen. Hij zag het groot en om de twee containers met kerstmanledematen in elkaar te krijgen was wel wat mankracht en logistiek vereist. Hij huurde in de buurt van de haven een afgelegen magazijn dat hij met zijn enthousiasme en sloten goedkope jenever verwarmde. Om zijn ondernemingszin kracht bij te zetten bediende hij zich van een mank lopend managementjargon en keek onbegrijpend naar onze onbedwingbare lachbuien wanneer we de eerste kerstmannen zagen verschijnen. Dat hun aangezichten er verdacht Aziatisch uitzagen kon zijn vreugde niet temperen. Waar het op aankwam was een verhaal en een strategie. Aan het eerste zou het hem niet ontbreken. Het tweede kwam er op neer dat hij familie, vrienden en kennissen vennoot zou maken. Ieder kreeg een sector toebedeeld om nieuwe kerstmarkten te verkennen. Zij zouden vreugden en winsten delen. Dat het met het laatste mis zou lopen lag van meet af aan vast. Felice was de laatste die dat inzag tot hij tegen Pasen de wijk moest nemen naar een exotisch belastingparadijs om de opdringerige deurwaarders te ontlopen.

We hielpen hem zo veel we konden en er ging geen verjaardag, geboorte of overlijden voorbij of de spilfiguur mocht zich de trotse bezitter noemen van een vreemd loensende kerstman met een ‘hoho’ voor elk seizoen. Hij hield met ons contact via Ka’ s GSM. Die bezat een privénummer en dat viel door zijn meestal ingebeelde vereffenaars moeilijker op te sporen. Een jaar later verscheen Felice opnieuw op het toneel. Felicien was zijn echte naam, maar zijn moeder vond Felice beter passen. Ze sprak het uit op zijn Italiaans. Wat eerst monkelend werd nagepraat, lag achteraf vlotjes in de mond. Felice dus. Hij was terug in het land en dook andermaal in de gesprekken op omdat hij zijn zoveelste faillissement aan het voorbereiden was. Hij was in een oud fabriekspand een groothandel begonnen in hotelporselein. ‘Overstocks’ stond op de voorgevel, de afbladderende verf liet vermoeden dat het opschrift nog van de vorige eigenaar was. Daarboven had hij de naam van zijn nieuw lief gekalkt. BARBARA. Zijn eigen naam gebruiken was te riskant vanwege zijn ‘onduidelijke financiële positie’. Zo lang we hem kenden was het duidelijk dat het leven van Felice zich afspeelde tussen blunders en fout lopende relaties en projecten. Wanneer het leven een toneelstuk is, dan kwam Felicien Dampierre in het script enkel met horten en stoten voor. Bij hem werd heel tastbaar hoe mank het leven kan lopen. Hij was een makelaar in alles maar vooral in niets. Felicien was een hartstochtelijke looser, maar we hielden al van hem, nog voor we dat wisten. Hij was zo met ons leven vergroeid dat we hem altijd zouden verdedigen voor de volkstribunalen van het gezonde verstand. Wanneer hij bij ons was viel alle ballast weg. Hij keek dan ver weg om alles wat dichtbij lag te relativeren.

Felice leek altijd elders te zijn. Er lag altijd verte in zijn blik. Er werd vreemd genoeg naar hem geluisterd. Hij was te weinig van deze wereld om hem tegen te spreken. Hij werd lang geleden op een ondergesneeuwde decemberdag het klasje binnengeloodst waar Nick zich aan wat rekensommen probeerde te warmen. Nick wist waar de nieuwkomer woonde. Het witte huis op de dijk. Hij fietste er langs op weg naar school en zag na lange tijd van leegstand weer beweging achter de ramen. Het kleine gezin kwam uit het onbekende aangewaaid. De moeder van Felice sprak evenwel de taal van de streek. Bij de vader meenden de mensen uit de buurt een Pools accent te herkennen. Hij raakte die tongval nooit meer kwijt . Nick kwam er nooit achter hoe de man werkelijk heette en het bleef een raadsel hoe Felice aan zijn familienaam kwam. ‘Dampierre’ klonk zo weinig Pools als zijn voornaam en rond het gezin bleef een waas hangen van geheimzinnigheid. Toch stelde niemand vragen, omdat men nooit wist wat de antwoorden konden teweegbrengen. Zoals eigen aan de streek kreeg iedereen een bijnaam. Zo heette Nick Beekman ‘Mus’. Nick Mus. Felicien werd ‘Felicien, Van De Pool’, al was die afkomst nooit zeker.

Het gezin hield nooit op nieuwkomer te zijn. Er heerste een afwachtende vriendelijkheid, al sloegen de kwaadste tongen aan het fluisteren wanneer het de vermeende Polen betrof. Kinderen slopen echter muren. Breken doorheen de sociale codes die volwassenen hen opleggen. Nick lag op zijn buik door een opening in de haag elke beweging in de tuin te observeren toen de lieflijke stem van de moeder hem uitnodigde met Felicien kennis te maken. Van dan af zouden zij meer als broers dan als vrienden hun weg zoeken naar het leven. Het gat in de haag werd hun uitkijk op de wereld. Wanneer men in de buurt de één zag opduiken, dan ook de ander. En wanneer dat niet het geval was, leek de één de amputatie te zijn van de ander. Het nam niet weg dat Felice soms lange perioden uit het logboek van Nicks herinnering verdween. Er volgden ziekenhuisopnames en talrijke verblijven in het buitenland. Moeders baren zich zorgen. Er waren periodes dat angsten en woedeaanvallen zich van Felice meester maakten. Nachtmerries reden door zijn nachten en men beweerde dat hij overdag soms urenlang tegen de vogels sprak.


© Hugo Verstraeten

Geen opmerkingen: