vrijdag 25 augustus 2017

Het geluk (fragment) - Angelo Di Berardino

Did you sleep well last night, my dearest Yoko?
I slept like an angel, dear John.


Terwijl het pasgehuwde stel John Lennon en Yoko Ono in de suite van het Amsterdamse Hilton Hotel wakker wordt, liggen Magnolia en Bram op deze zonnige, maar ijskoude ochtend in de Langebeemdstraat 44 nog in lepeltjeshouding te slapen. Het pasgehuwde stel John en Yoko is bezig aan een zevendaagse bed-in. Magnolia en Bram kennen elkaar nog maar enkele uren.
In Amsterdam hangen de slogans Hair peace en Bed peace boven het bed. In de Langebeemdstraat is de muur boven het bed leeg. De enen hebben hun witte pyjama aan en liggen klaar om de internationale wereldpers te ontvangen, de anderen liggen spiernaakt onder de dekens en hebben niets speciaals gepland voor vanmorgen.
Zowel de enen als de anderen hebben lang haar.
Het is donderdag 27 maart. Het jaar is 1969.

Magnolia slaat als eerste haar ogen open. Ben je wakker? Geen antwoord. Hij slaapt nog, weet ze nu. Ze blijft enkele minuten bewegingloos liggen en voelt zijn lichaamswarmte in haar rug, zijn rustige ademhaling. Het was een vreemde avond geweest, gisteren. Ze had een dagje vrij genomen op haar werk, was in haar eentje met de trein naar Gent afgezakt. Daar had ze zich ongewild gemengd in het studentenprotest dat aan de gang was. Vorig jaar in mei had ze via radio en tv van op een afstand al kennis gemaakt met de rellen in Parijs. Daarna was ze werk van Jean-Paul Sartre gaan lezen, de marxistische schrijver/filosoof die mee vooraan op de barricades stond. Ze had er wat sympathieën voor de heer Marx aan overgehouden.
Vanuit Parijs was het protest later ook naar andere universiteitssteden overgewaaid. En nu was Gent dus in de greep van het oproervirus dat zich razendsnel over de wereld verspreidde.
Er was even paniek ontstaan toen de politie gisteren op onbeschaamde wijze enkele betogende studenten tegen de grond knuppelde. Enkelen waren het café ingevlucht waar Magnolia een kom soep met brood zat te eten. Eén van die studenten had lang, sluik, lichtbruin haar en heette Bram.
Magnolia voelt beweging in haar rug. Langzaam ontsluit het lepeltje zich. Ben je wakker? vraagt ze nog eens.
Mmmmhh. Met zijn donkere, diepe stem laat hij een bevestigend gebrom horen. Ze draait zich om, staart in zijn mooie, bruine ogen en geeft hem een kus op de mond. Het was lekker vannacht, zegt ze dan.
Hij glimlacht, trekt haar wat dichter tegen zich aan, beantwoordt haar kus. Zullen we samen douchen? zegt ze.
Mmmmhh, bromt hij opnieuw.

Na het late ontbijt lopen ze samen door de stad, Magnolia en Bram. Het is al bijna middag. Om twee uur moet ze werken en vertrekt Bram met de trein terug naar Gent, naar zijn bloedbroeders, naar zijn oorlog. Weet je wat we doen? zegt Magnolia. We gaan naar het stadspark en kerven daar onze namen in de grootste boom die we tegenkomen. Elke keer als ik hier voorbijkom zal ik aan je denken daar in dat verre Gent, terwijl je bezig bent de dames en heren van de gevestigde orde op hun donder te geven, mijn rebel, mijn krijger, mijn lief. Midden op straat omhelzen en tongzoenen ze elkaar. Vanuit een voorbijrijdende bestelwagen wordt er getoeterd. Als ze onbeschroomd verder gaan met kussen, toetert de bestelwagen een tweede keer, indringender en langer dan voorheen.
Vanachter Magnolia's rug steekt Bram uitdagend zijn middenvinger op. Even later staan ze voor een dikke, hoge eik in het stadspark. Bram haalt zijn sleutelbos uit zijn jas. Dan begint hij te kerven. Eerst een hoofdletter M, dan een hoofdletter B, en daaromheen een groot hart met een pijl erdoor. Tot zijn vingers er pijn van doen.

Hoewel het een doordeweekse donderdag is in de maand maart, is het druk in de superette. Magnolia zit op haar stoel aan kassa twee, haar gebruikelijke werkplek. Van hieruit kan ze helemaal tot achter in de winkel kijken en tegelijk ook een glimp van de straat opvangen. De stoel is haar uitkijkpost. Haar arendsnest. De plaats van waaruit ze ongemerkt de wereld kan bespieden. De Oude Wereld welteverstaan, want de Nieuwe lijkt van hieruit verder weg dan ooit.
Koffie, wortelen, chocolade, keukenzout, salami, melk, scheerzeep, tomaten,... Alles gaat door haar handen en wordt zorgvuldig opgeteld. Het hele klotezootje voedingswaren en onderhoudsproducten die de volgende dagen door de bewoners van deze wijk en de omliggende straten gebruikt gaat worden. Het komt allemaal terecht op haar rolband en het wordt allemaal door haar mooie, fijne vingers vastgenomen en betast. Die hele rotverdomde consumptiemaatschappij komt zomaar eventjes dag in dag uit in een eindeloos lange rij onder haar neus voorbijglijden. En ondertussen vecht Bram zich, samen met zijn strijdmakkers, bijna te pletter, steunt hij de opstand tegen de verouderde burgerij, hakt hij zich een weg door de jungle van bekrompen ideeën, op weg naar de Nieuwe Wereld. Waarschijnlijk is Bert, haar vorige vriend, al dan niet in het gezelschap van een aantal bevallige jongedames, nu ook op een of ander ver continent met zijn revolutie bezig. En wat doet zij? Bussen shampoo en blikjes bier van 25 of 33 cl op een donkergrijze rolband van A naar B brengen en kilometerslange kasticketten uitdelen. Appelen en peren verkopen aan huisvrouwen. Flessen wijn en goedkope aftershave aan oude mannen. Snoepgoed aan kinderen op weg naar school.
Wordt de wereld daar nu echt zoveel beter van? En hoelang wil ze dit nog blijven doen?

Buiten slaat de klok van de kerktoren éénmaal. Halfvier. Magnolia ziet jonge moeders bij bosjes voorbijkomen, overdreven glimlachend, druk gebarend en onophoudelijk pratend, op weg naar het kleuterschooltje verderop. Wil ze ooit zelf kinderen hebben? Wil ze kinderen opvoeden in een wereld die vierkant draait en waarin alles eerst nog afgebroken en daarna weer opgebouwd moet worden? En zal Bram kinderen willen? Is er in zijn oorlog plaats voor baby's en luiers en papflessen en schoolgaande kleuters?
Hij zal ondertussen al wel in Gent toegekomen zijn, vermoedt ze. Zou hij zich, meteen nadat de trein hem uitgespuwd heeft, weer in de strijd gooien? vraagt ze zich toch wat bezorgd af. De strijd tussen enerzijds de stroeve, vergrijsde en vastgeroeste rectors, de meedogenloze, gewetenloze rijkswachters en dito politieagenten, en anderzijds een stuk of wat studenten die voor een betere toekomst ijveren. Niet alleen voor zichzelf, maar ook voor al die kleuters die nu, verstopt in hun veilige klaslokaaltjes, zitten te wachten op hun kwetterende moeders. En op morgen. De oneerlijke strijd die overal aan de gang is. Die in alle landen en in alle steden woedt, in alle straten en universiteitsgebouwen. De strijd tussen legers met helmen, gummiknuppels, waterslangen en traangas gewapende ordediensten en een handvol opstandige, protesterende, langharige tieners en twintigers. Aardappelen, afwasmiddel, limonade, gehakt, pakjes vanillepudding... terwijl Bram verder vecht... rookworst, chocopasta, mosterd... terwijl Keith Richards al maandenlang de opzwepende gitaarakkoorden van Street Fighting Man tot in de verste hoeken van deze planeet laat galmen... terwijl de wereld in brand staat... smeerkaas, gloeilampen, spruiten, kauwgom, pannenkoekendeeg, ajuin, frambozenconfituur, pruimenconfituur,... Ze heeft zin om alles op de grond te gooien, om het op een lopen te zetten, naar buiten, gillend en luid vloekend, maar ze kan zich nog net op tijd bedwingen.

De daaropvolgende dagen zullen John Lennon en Yoko Ono hun Amsterdamse vredesboodschap op plaat uitbrengen. The Rolling Stones zullen hun gitarist en medeoprichter Brian Jones verliezen. In Los Angeles zal Charles Bukowski zijn Notes of a dirty old man schrijven. De studentenstrijd in Gent zal na amper twee weken een stille dood sterven, zoals ook de Parijse rellen van '68 net voor het begin van de examens plots stopten. Het sprookje van Magnolia en Bram ten slotte zal, hoewel ze in vriendschap uit elkaar gaan, na vijf weken en drie dagen eveneens ophouden te bestaan. In het stadspark zal een dikke, grote eik nog jarenlang geluidloos staan liegen. En Magnolia zal zonder boe of bah haar job in de superette opzeggen.


© Angelo Di Berardino

Uit "Het geluk", roman, verschenen bij uitgeverij Lannoo.
Angelo Di Berardino debuteert als romanschrijver.




Geen opmerkingen: