dinsdag 12 september 2017

25 maart 1982 - Frans Deschoemaeker

Niet ver van het wit geblakerde skelet van een geit zitten wij in de stenige bedding van een uitgedroogde rivier en proberen bij wijze van tijdverdrijf ronde witte keien kapot te kloppen in de hoop pyrietkernen te vinden (pyriet dat Berberkinderen ons gisteren langs de weg door de Hoge Atlas probeerden te verkopen). Daarnet hebben wij geluncht: koud gebraden konijn, deze morgen door onze hotelhouder in Ouarzazate toebereid, met ronde roggebroden, tomaten, en de laatste biertjes uit België.

Achter onze Renault R4, twee kilometer van de rivierbedding vandaan, rijst de oudheid op, in de vorm van de rode lemen vestingstad Aït-Benhaddou; bijbels, Assyrisch, voorwereldlijk, een stad zoals Borges hem in zijn eeuwigdurende nacht moet hebben gedroomd. Jo vertelt dat Pier Paolo Pasolini hier heeft gefilmd voor zijn Edipo re. Later in mijn leven zou ik deze locatie nog vaker als decor zien opduiken, in dromen, en in Amerikaanse spektakelfilms.

Rechts van Aït-Benhaddou strekt zich de woestijn uit. Verder naar het zuiden ligt Zagora, ons reisdoel, waar de karavaanweg naar Timboektoe begint, en nog verder Goulimine, Tan-Tan en het witte gebied van de Westelijke Sahara. Er beweegt niets. Het is onwezenlijk stil. De hitte trilt boven de vlakte. Het is 25 maart 1982.

Deze dag behoort nu tot de geschiedenis. Tot mijn geschiedenis. De dingen waren er toen. Onder het harde, unieke licht van 25 maart 1982. Misschien moet ik dat moment vasthouden, want wat voorbij is, wint later, niet in het minst door de gebreken van het geheugen en de nostalgie, aan betekenis: een middag in het niets, bij het wit geblakerde skelet van een geit, een willekeurige plek in de mij toegemeten tijd. Misschien moet ik deze dag alleen vasthouden omwille van de formule, waar ik nu, wikkend en wegend, zit aan te sleutelen. Wat niet is opgeschreven zal later blijken niet te zijn gebeurd. Misschien moet ik deze dag vasthouden omwille van de verdichting, het gedicht, want meer hebben wij niet.


© Frans Deschoemaeker


Uit: De waterlelies van Montparnasse, een werk in gestadige voortgang.

Geen opmerkingen: